Portret Evert Zinzen
Om te weten wie onze leden zijn en wat hen drijft, laten we elke maand een lid aan het woord. Deze keer is het de beurt aan Evert Zinzen, professor bewegingswetenschappen aan de VUB. Benieuwd naar zijn ervaringen en kijk op ergonomie...
1. Wie ben je, waar werk je, wat doe je?
Mijn naam is Evert Zinzen. Ik ben licentiaat “Lichamelijke Opvoeding” en licentiaat en doctor in de “Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie”. Sinds 2004 ben ik aangesteld als professor bewegingswetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel binnen de Faculteit Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie. Sinds oktober 2018 ben ik ook Decaan van deze faculteit.
2. Hoe ben je in de ergonomiewereld terechtgekomen?
Na mijn afstuderen kon ik als gewetensbezwaarde terecht op de dienst Experimentele Anatomie van de Vrije Universiteit Brussel. In die periode schreven we een project dat onderzoek zou doen naar lage rugklachten bij verplegend personeel. Hier heb ik verschillende jaren kunnen aan werken en heb hierover ook mijn doctoraat geschreven waar ik op internationale congressen weleens mee werd uitgelachen.
Ik durfde immers beweren dat lage rugklachten multifactorieel van oorsprong konden zijn en niet enkel gerelateerd aan druk op de tussenwervelschijven, zoals de volgers van Nachemson toen steevast beweerden. Op basis van de resultaten hebben we (in 1998) aan verschillende instanties een preventiemodel voorgesteld. De tijd was toen echter niet rijp en om den brode ben ik dan even uit de wetenschappelijke wereld gestapt.
3. Op welke realisatie op ergonomiegebied ben je het meest fier?
Eigenlijk op wat ik met mijn doctoraat bereikt heb. Nadien kreeg de idee die ik toen verkondigde meer en meer bijval. Zowel fysieke als psychosociale oorzaken en vooral hun wederzijdse relaties werden eindelijk erkend. Stillaan begrijpt men dat rugscholing wel goed kan zijn bij rugpatiënten maar dat dit niet de enige ware oplossing is en dat er naar meerdere factoren dient gezocht. Meer zelfs rugscholing kan bij gezonde ruggen ook gevaarlijk zijn omdat de belastbaarheid van die rug naar beneden gaat en zo dus meer risico op kwetsuren zal vertonen. Langzaamaan begint dit overal door te dringen en dat doet me (eindelijk) plezier!
4. Wat vind je zelf een mooi voorbeeld van ergonomie (in het dagelijks leven)?
Voor een deel heb ik dat hierboven beschreven maar aansluitend en naar de doelgroep waar ik mee gewerkt heb vind ik dat de evolutie in tilhulpmiddelen spectaculair is en zeker en vast de verpleegkundige ruggen ten goede zal komen. Mochten ze bovendien nog aangemoedigd worden (zoals in sommige ziekenhuizen het geval) om regelmatig beweegsessies (ik zeg speciaal geen “sport”) te volgen en de werksfeer positief houden dan denk ik dat we deze ernstige aandoening wel degelijk kunnen verminderen in incidentie.
5. Wat zijn je toekomstplannen in de ergonomie?
Als Decaan vrees ik teveel politiek/administratieve taken te hebben om op korte termijn nog intensief met ergonomie bezig te zijn. Wel hebben we met een aantal collega’s een onderzoekslijn lopen om na te gaan of de intensiteit van bewegen in LO-lessen wel voldoende is en of deze door een andere pedagogisch/didactisch en/of methodische aanpak niet kan verhoogd worden zodat de fysieke belastbaarheid van onze jeugd omhoog kan. Daarnaast zijn we ook aan het nagaan of we burn-out kunnen vermijden en/of helpen genezen door beweegprogramma’s.